ZEERSLAG > Schutblad

Afgewend

 

Onder het dekbed met de kraanvogels

leerden we vliegen, de nek volledig uitgestrekt

steeds hoger. We voegden naar elkaars vorm

en vroegen niets, gaven ruggengraat.

 

Nu zoeken we raakvlakken voorbij

het broedseizoen. Ik kan je nog laten lopen

in woorden, me optrekken aan jouw taal.

 

Soms strijk ik mijn veren in de holte

van jouw rug, tussen de schouders

waar ik vleugels waande.