
Vertrekken
Je liet me in de gang
mijn jas tussen komen en gaan
aan haakjes voorbij.
De keuken zag ik niet.
Juist daar wilde ik zijn
en onze voorraden tellen.
Boven sloot je de gordijnen
om hoogtevrees buiten
te houden, niet wetend dat we
zouden vallen, net toen de buren
niet klaar stonden om ons te vangen.
De muren hebben alles gezien.