ZEERSLAG > Spanwijdte

Meisje

Iets wekt het meisje. Een streling, een woord.

Ze staat op uit het wak. Is dit de plek

waar ze zich waande?

 

Ze danst, eerst in het luchtledige, dan hoger

boven tonen uit, de handen op haar navel.

 

Lager ligt de stad, de vaalrode pannen

onder rookpluimen van restafval.

Het bos knikt en wenkt.

 

Ze opent haar ogen: kijkt, opent haar mond: zingt

opent haar armen: zweeft, laat zich openen

 

opent.

 

Ik weet wel wie dat meisje is, ze woonde

in de bevroren vrouw. Ik wist alleen niet

dat je andersom kunt leven.